Bewoners

1983

Bewoners/bedrijven volgens het bevolkingsregister diverse adresboeken
en telefoonlijsten, zo mogelijk aangevuld met verdere informatie:
1881 - 1889 D. van Witteloostuijn bouwman
1890 D. Maurits
wed. M. Maurits geb. Brouwer
smid
koopvrouw
1891 D. Maurits
wed. M. Maurits geb. Brouwer
J. Fool
smid
koopvrouw
kleermaker
1892 J. Fool kleermaker
1893 - 1897 W.W.A. Wissink amanuensis aan het Gymnasium
1898 -1910 mej. E .Blok
P. Makkes
onderwijzeres i.d. handwerken
boekdrukker, letterzetter en winkelier
1913 A. de Blonde tuindersknecht
1916 W. Bal (boven)
A. de Blonde

tuindersknecht
1920 - 1925 wed. W. Bal (boven)
wed A. de Blonde geb. L. van Mullem

winkelierster
1926 - 1928 wed A. de Blonde geb. L. van Mullem winkelierster
1930 - 1932 wed A. de Blonde geb. L. van Mullem
wed. J Huisman geb. Appels
winkelierster
1935 wed. J Huisman geb. Appels  
1938 A. Bevaart
wed A. de Blonde geb. L. van Mullem
boekdrukker
winkelierster
1949 wed A. de Blonde geb. L. van Mullem
wed. S. Warnaar geb. N. van Mullem
winkelierster
1966 R. van Rutten
J.C.C. van Rutten
 
1969 - 1970 R. van Rutten  
2008 H. van Geest  
2010 W.J. van Geest Onderhoud BV  

7 juli 1943
 
Hoofdelijke Omslag (overzicht jaarinkomen)
1904
P. Makkes
Mej. P.J. Blok
f 600
f 862
1910
P. Makkes f 1000
1917 A. de Blonde f 1050

10 oktober 1975


In dit pand was in 1912 de kruidenierswinkel van Anton de Blonde gevestigd. Na zijn dood zette zijn weduwe, Lena-de Blonde-van Mullem de zaak voort.
Foto uit 1925 (onder). Het interieur met daarin de weduwe, Lena en dochter Kaatje.










De jeugd van Rein van Rutten

In het vierde kwart van de vorige eeuw werd het pand bewoond door Rein van Rutten en zijn gezin. Van zijn levensverhaal zou men een film kunnen maken. Als oudste kind van een groot gezin moest hij al tijdens de schooljaren na schooltijd gaan meeverdienen. Mogelijk was hij eerst loopjongen bij de heer Zuidam, die op de Burgwal een R.K.-boekhandel en beeldenwinkel had. Hier moest hij o.a. de Katholieke Illustratie voor rondbrengen en af en toe een beeld bezorgen. Hier werd hij ontslagen omdat hij  onderweg met een beeld een partijtje mee voetbalde, waarbij het beeld als doelpaal diende en bij een goed gericht schot aan diggelen ging. Hij kwam toen terecht bij een apotheek. Dat hield in dat je eerst medicijnflessen moest spoelen en daarna met een grote vierkante hengselmand aan je arm de medicijnen en verbandmiddelen moest rondbrengen. Te beginnen bij het Agnetapark en eindigend op de Rotterdamseweg. En als je aan het begin wat vergeten was af te geven, kon je weer terug. Het zou een belangrijk medicijn kunnen zijn. Dat alles voor twee gulden per week, die je thuis moest afgeven want die waren hard nodig om het gezin te laten rondkomen. Als tienjarige ging hij van school na enkele jaren bijzonder lager onderwijs in de Westerstraat op de Heilig Hartschool. Hij kwam terecht bij de gebroeders Van Geest, waarvan één, Wim van Geest, tevens een aardappelhandel bezat (pakhuis 155 benedenverdieping). Zij vervoerden met de “Op hoop van zegen-3”, een grote marktschuit, die van Westerlee groenten naar Amsterdam vervoerde. Zijn taak was na het schutten (passeren van de sluis) in Leidschendam het schip naar de overtoom in Amsterdam te varen. Het was ’s nachts druk op het water en het weer zat ook niet altijd mee, maar hij deed zijn plicht. De ouderen gingen tijdig in de roef onder zeil, want zij moesten bij aankomst het schip lossen. Rond 1927 voeren ze met een dekschuit van Van Geest vol geladen met tomaten naar de Rottekade in Rotterdam bestemd voor het exportbedrijf Internationaal. De schipper en zijn grote knecht waren Rotterdam ingegaan en Rein moest op de schuit passen. Juist die avond waren daar een stel relschoppers, gevolgd door een grote politiemacht. Ze ontdekten de schuit met tomaten, prachtige wegwerpprojectielen om de politie te bekogelen. Als joch kreeg Rein nog een pak slaag omdat hij die relschoppers niet van de schuit had gejaagd.  Zijn volgende schipper was Van Nol, die op een schuit voer van de heer Schuil, die tevens een mandenmakerij en een handel in textiel aan de Buitenwatersloot bezat (zie 136-138). (Later werd A. Klootwijk de schipper). In 1926 voer hij als elfjarige een teelt (seizoen) mee op een Vlaardingse logger.

Later wist hij het ondanks zijn gebrekkige schoolopleiding tot opzichter bij Rijkswaterstaat te brengen. Op zijn verzoek kreeg hij daar eervol ontslag en ging weer in de vrije bouwsector werken, o.a. als uitvoerder bij de bouw van de Prinses Irenetunnel. Hij eindigde zijn beroepscarrière als bedrijfsleider bij een groot bouwconcern.

ïnterneerd. De Brabanders kregen heimwee en wilden op gegeven ogenblik weer naar huis, zodat ze gevieren uit dat kamp wegliepen en Brabant wisten te bereiken, waar hij verder moest onderduiken, dicht bij de Belgische grens. Daar leerde hij ook zijn vrouw kennen, die hij na de oorlog meenam naar Delft. Zijn favoriete liefhebberij was de hengelsport. Hij was niet alleen actief hengelaar maar heeft ook talloze artikelen over de hengelsport geschreven. Ook was hij de auteur van een aantal boeken op hengelsportgebied. Als ik het goed heb, heeft hij ook een goed visvoer om vissen te lokken, uitgevonden. Uit de Buitenwatersloot heeft hij heel wat vis gehaald (die meest teruggezet werd al waren er enkele buitenlandse gastarbeiders die af en toe graag wat vis van hem meenamen). Naast zijn activiteiten als hengelsportauteur heeft hij vele artikelen in de Delftse Post, later in Delft op Zondag, gepubliceerd. De beste en oudste verhalen daarvan zijn in boekvorm verschenen onder de titel “Terug in de Tijd”, verschenen in 1997. Op 2 oktober 1997 is hij op 82-jarige leeftijd overleden.






Bouwgeschiedenis

Geen gegevens.





Eigenaars

Geen gegevens.





Bronnen

Adresboeken en Kohier Hoofdelijke Omslag van vermelde jaren.